Duisternis

Duisternis


Dolend

langs het pad van wanhoop,

waarvan zonder licht

niemand terugkeert;

lentelevens als bladeren

van de boom gevaagd.

Geknakt staat de stam

in een leegte.


En de storm jaagt!


Verdoofd staart

het oog naar buiten.

De zoveelste hagelbui,

verharde tranen

spatten op de ruiten.

Geen rust, geen slaap:

gesloopt, geen verweer.

Koffie

en sigaretten des te meer.


En de storm jaagt!


Tot een morgen…

Licht naar binnen zweeft.

Het leven wenkt.


Eruit!


Zachtjes kraakt de sneeuw…


Heikie Hoeksma